Actieve participatie krijgt een steeds grotere rol, de ‘doe-democratie’ wordt een feit. Bewoners nemen steeds meer het heft in eigen handen en nemen taken over van overheids- en welzijnsinstellingen. De initiatieven zijn talrijk en waardevol.

Hoe speel je hier op in als overheid? Hoe maak je ruimte om deze initiatieven werkelijk een kans te geven en bewoners op de juiste manier te faciliteren? Daar is een dosis lef voor nodig. Lef om te experimenteren  en fouten durven te maken, daar weer van te leren en een nieuwe stap in de goede richting te maken. Bewoners zijn niet meer de kiezers van vroeger, die eens in de vier jaar een stem uitbrengen om kenbaar te maken wat ze belangrijk vinden. De participatiesamenleving en de ontwikkelingen die daaruit voortkomen maken het mogelijk dat de burgers voortdurend hun stem kunnen laten horen, mee kunnen denken over de ontwikkeling van beleid en een deel van de uitvoering zelf oppakken. Het is nodig om het gesprek met elkaar te voeren over de samenwerking tussen de gemeente en burgers en te onderzoeken wat daarvoor nodig is.

Een van de dingen waarover gesproken is, is het vastleggen van buurtrechten. Minister Plasterk heeft al toegezegd uit te zoeken of er een algemene wettelijke basis zou moeten komen voor burgerinitiatieven, of dat de overheid belemmeringen moet wegnemen. Een eerste stap is het ‘right to challenge’ dat is opgenomen in de nieuwe Wet op de maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Hiermee  is het recht van burgers vastgelegd om hun gemeente te kunnen uitdagen om de zorg van de WMO (of een gedeelte daarvan) over te nemen.

The Right to Challenge (Het Recht om Uit te dagen) is de meest bekende onder de buurtrechten. Twee andere bekende rechten zijn The Right to Build (het Recht om te Bouwen) en The Right to Bid (het Recht om te Bieden). Zij geven bewoners respectievelijk het recht om woningen, een buurthuis of speelplekken te bouwen en om een stuk grond of een bepaald gebouw in hun wijk te kopen. Hierbij kan sprake zijn van een zogenaamde voorkeursregeling. Bewonersinitiatieven of buurtgebonden ondernemingen hebben dan bij een aanbesteding als eerste het recht om een bod te doen. Buurtrechten ontwikkelen zich nog steeds en er komen er komen nog steeds nieuwe buurtrechten bij. Zoals het Recht op Informatie; toegang tot belangrijke informatie van de Overheid, of het recht voor de gemeenschap om een ontwikkelingsplan te maken voor het gebied waarin ze wonen (Recht op Buurtplanning) en het Recht op kapitaal waarbij middelen van de overheid overgeheveld worden naar de bewoners die een (deel van een) uitvoeringstaak overnemen. Dit vind ik zelf een heel belangrijk recht, bijvoorbeeld door het toekennen van subsidies door een burgerjury.

Want de burger weet als beste wat er nodig is in de buurt.

Ruimte geven aan de ondernemende burger is investeren in een slagvaardige samenleving. Bewonersinitiatieven zijn niet een aardige of interessante toevoeging aan het werk van de gemeente, maar vormen meer en meer de basis van de dragende samenleving, waarin de overheid participeert. Het wordt tijd dat wij dat als overheid steeds meer gaan erkennen en onze rol daarop aanpassen. De participatiessamenleving gaat niet alleen over bewonersparticipatie maar ook over overheidsparticipatie. Participatie van de overheid in initiatieven uit de samenleving die een oplossing bieden voor de sociale en fysieke opgaven van deze tijd. Het vastleggen van buurtrechten en formalisering van de positie van de burger is een belangrijke stap om deze initiatieven de ruimte en vertrouwen te geven die ze verdienen.