Veel mensen zouden graag zonne-energie gebruiken om het milieu te sparen en hun uitgaven te verminderen. Dan zijn er echter veel praktische bezwaren en blijft het bij een nobel streven. Welke struikelblokken zijn er zoal? Ik zal hier enkele behandelen.
Huurders mogen niet zomaar bouwkundige veranderingen in hun woning aanbrengen. Als ze een solarinstallatie willen monteren, moet de verhuurder toestemming geven. Die installatie wordt onderdeel van het onroerend goed en dus eigendom van de verhuurder. En de waardevermeerdering kan dan ook nog tot huurverhoging leiden! Eigenaren hebben meer mogelijkheden, maar soms is een omgevingsvergunning nodig of kan niet worden voldaan aan de vereisten uit het Bouwbesluit. Die problemen kunnen worden voorkomen door systemen te ontwikkelen die los kunnen worden ingezet, die dus niet ‘aard- of nagelvast met het onroerend goed zijn verbonden’. Denk aan een solar partytent, zonnescherm(overtrek), jalouzieën of het dak van een fietsenbox of speelhuisje. Zelfs het blad van een tuintafel kan voor het winnen van energie worden gebruikt.
De investering is voor velen niet op te brengen. Zeker niet voor mensen die hun energierekening al nauwelijks kunnen betalen. Zonnepanelen zijn de laatste jaren weliswaar veel goedkoper geworden maar het laten aanleggen van een installatie die in een flink deel van de stroombehoefte van een doorsnee huishouden kan voorzien en die de teller terug kan laten draaien (5kWp) kost nog altijd zo’n 10.000 euro. Wie zoveel mogelijk zelf doet – dus zelf de panelen in elkaar zet en alle verdere onderdelen ook zelf monteert – kan dat bedrag tot 3.000 euro terugbrengen, maar dat is geen makkelijke klus. De energie van de zon kan het meest efficiënt worden ingezet om warmte te winnen. Goede zonnecollectoren (voor warm water) benutten drie maal zoveel van het zonlicht als goede zonnepanelen. Met eenvoudige materialen kan voor minder dan 100 euro een flinke lichtgewicht zonnecollector worden gebouwd. Maar dan vormt de rest van de installatie een probleem. Voor huishoudelijk gebruik moet de collector via een opslagvat met warmtewisselaars op de waterleiding of CV aan worden gesloten. Dat vat is duur (900 euro), groot en zwaar. Huishoudens met een kleine beurs zouden van de gemeente installaties gratis in bruikleen kunnen krijgen. Die installaties zouden in een reïntegratieproject kunnen worden ontwikkeld en gebouwd.
De ruimte die nodig is voor een solarinstallatie kan ook een probleem zijn. Panelen voor 5kWp beslaan een oppervlak van 20m2; te veel voor het zonbeschenen deel van een plaatsje, balkon of tuintje in de stad. Maar als er zoveel plaats zou zijn, kunnen die panelen worden ingezet in de vorm van een grote ‘partytent’ waarvan het dak uit zonnepanelen bestaat die naar de zon worden gericht door de poten van de tent in- en uit te schuiven. Een inverter onder het ‘tentdak’ zou de opgewekte stroom omzetten in 220V wisselstroom die door een kabel naar de meterkast kan worden geleid. Die tent zou kunnen worden opgevouwen op een manier zoals bij de Solar Cart van Omnik. Waar minder zonbeschenen buitenruimte is, kunnen daar collectoren worden geplaatst. Dat kan in de vorm van een voorzetzonnescherm of als dak voor een fietsenbox. Die collectoren worden via een goed geïsoleerde slang met het opslagvat verbonden.
Veel warmte kan worden benut door collectoren op staanders of met klemmen onder ongeïsoleerde pannendaken te plaatsen. Bij warm weer wordt het huis dan minder heet en in de winter, als er geen water in de collector zit, houden het isolatiemateriaal en de lucht in de collector de warmte binnen.
Amsterdam, oktober 2013, Wim Cremers